donderdag 27 september 2012

Nog een jaar vrij





Wat doet hij nou de hele dag, vraag ik me vaak af. Mijn vader woont nu een maand in de Alzheimerwoning. Zijn spullen staan er wel maar het is niet zijn huis en dus niet zijn zorg, in de zin van 'zich zorgen maken'. Geen wasmachine of ander apparaat dat door hem nagekeken of uit elkaar gehaald dient te worden. Dus wat moet ie nu doen? 

Naast de lift zitten de codetoetsen, waardoor wij in de buitenwereld kunnen komen. De bewoners kennen die code niet, en zullen hem hoogstwaarschijnlijk ook niet kunnen onthouden. Ik bedenk de mogelijkheid dat alléén mijn vader misschien wel zoveel vrijheidsdrang en wilskracht bezit dat híj in staat is om de code een keer af te kijken en in zijn hersens te branden. Want ik vind in zijn ladekast twee notitieblaadjes, waarop hij met potlood cijfers en tekens geschreven heeft. Bij wijze van beginnetje van een nog uit te werken plan.

1 . 2 . 3
4 . 5 . 6
7 . 8 . 9
*   0   #

Mijn broer zei het ook al: hij let heel goed op wat ik doe als we bij de lift staan.
Ik zie het papiertje. Hij wil ontsnappen.

Kijkend uit het raam ziet hij achter de tuin de parkeerplaats en vooral de auto's die aan het eind van de dag wegrijden.
Dat is personeel, zeg ik, die gaan dan weer naar huis.
Ja zegt hij, dat is wat ik ook wil.
Een mens met Alzheimer wéét hoe het zit. Hij zit opgesloten. Bijna alles wordt voor hem bepaald. Gelukkig zijn de dames die de bewoners verzorgen allemaal even lief en hartelijk. Wij willen u hier niet meer kwijt hoor! zeggen ze tegen hem. 

Maandagmiddag. Als we het terrein afrijden zegt hij dat ie het liefst had dat we gingen ruilen. Dus wij in dit 'huis' en hij weer naar het zijne, 'zodat ie nog een jaar vrij had'. Ik vraag mij af of hij zijn woorden per persoon uitkiest. Zegt hij dit soort dingen ook tegen mijn broer of tegen zijn vriendin?
Steeds blijf ik alert op hoe het zit.

Enfin, we reden naar Zuidlaren over mooie weggetjes en stapten uit bij het beeld van de paardenkopers. Het was een mooi tochtje, en hij floot. Daarna gingen we weer naar huis.



Donderdagmiddag. Het huis begint al te wennen, vertelt hij. 
't Wordt al normaal dat ik me hier sta te scheren en wassen. 
Ik heb kleurige gebakjes meegenomen om te vieren dat het roodbruine tapijt eindelijk is gekomen. Het ligt midden in zijn kamer en de kleur is goed, maar je ziet nu al honderd schoenafdrukken in het kleed. Hij zegt er niks over maar ik weet dat dit hem niet zint. Ik zal de veger deze week ophalen, zodat hij het tapijt kan vegen, zoals hij thuis ook deed. 

Na het gebakje gaan we om de beurt piano spelen in het hoekje van de afdeling. De mensen staan te luisteren en klappen na ieder liedje. 
Het was een goede dag, ik ga gerust naar huis.